e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
opruimen opruimen: opruime (Guttecoven), opruimen (Guttecoven) Opruimen (opruimen, oprommelen, klarantie maken, ontdoen) [N 79 (1979)] III-2-1
opsteker opsteker: ǫpštē̜kǝr (Guttecoven), ǫpštɛ̄kǝr (Guttecoven) Degene die de schoven met de gaffel,opsteekt naar de tasser op de wagen. Vergelijk de toelichting bij het lemma ''opsteken'' (5.1.3) en het lemma ''opsteker'' (5.1.6) in aflevering I.3, van hooi op de oogstkar. [N 15, 40; monogr.; add. uit JG 1a, 1b] || Degene die het hooi met de oogstgaffel opsteekt naar de optasser op de wagen. [N 14, 121a; A 34, 3a] I-3, I-4
optasser bermer: bɛrmǝr (Guttecoven) Degene die, staande op de kar, het hooi van de opsteker aanneemt en het er opstapelt. [N 14, 121b; A 34, 3b] I-3
optilbaar hek veken: vē̜kǝn (Guttecoven) Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.] I-8
optillen heffen: höffe (Guttecoven) heffen, tillen [SGV (1914)] III-1-2
opvliegen opvliegen: opvlēēgə (Guttecoven) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: starten, wegvliegen, opvliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
opzettelijk expres: espres (Guttecoven) expres [SGV (1914)] III-1-4
opzetteugel bekriem: bɛkrēm (Guttecoven) Leren riem die van het bit door de ringen boven op het haam naar het schoftzadel loopt en belet dat het paard bij het trekken gras vreet. [N 13, 33] I-10
ordenen, rangschikken rangschikken: ràngsjikkə (Guttecoven) op een regelmatige of doelbewuste wijze plaatsen [schikken, rangschikken, schavelen] [N 91 (1982)] III-4-4
organist organist: orgenis (Guttecoven) De organist, orgelist. [N 96B (1989)] III-3-3