e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pas uit het ei gekomen kipje kuiken: kȳkǝ (Guttecoven) [N 19, 40b] I-12
pasen pasen: paosje (Guttecoven) Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)] III-3-3
pasfoto pasfoto: pasfootoo (Guttecoven) de foto zoals op paspoorten en dergelijke legitimatiepapieren moet worden aangebracht [tiptopje] [N 90 (1982)] III-3-1
paspoort pas: pas (Guttecoven, ... ) het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)] III-3-1
passen passen: passə (Guttecoven) nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] III-1-3
passiezondag passiezondag: passiezunnig (Guttecoven) De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)] III-3-3
pastorie pastorie: pasterie (Guttecoven) pastorie [SGV (1914)] III-3-3
patates frites friet: frit (Guttecoven) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pateen pateen (<fr.): peteen (Guttecoven) De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
patrijs patrijs: petries (Guttecoven) patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1