21170 |
ponton |
ponton (fr. <it.):
ponton (L429p Guttecoven)
|
een drijvende brug (ponton) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20458 |
pooier |
pooier:
poojer (L429p Guttecoven)
|
iemand die leeft van de verdiensten van een prostituée, voor wie hij als beschermer optreedt [pooier] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
19474 |
pook |
stovenijzer:
štoͅu̯vənīzər (L429p Guttecoven)
|
pook [SGV (1914)]
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
pǭrt (L429p Guttecoven)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
pootaardappelen:
pǭt[aardappelen] (L429p Guttecoven)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
17953 |
pootjebaden |
baden:
baaje (L429p Guttecoven)
|
lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24226 |
pop, vrouwelijke zangvogel |
pop:
pōēp (L429p Guttecoven)
|
vrouwelijke zangvogel (pop) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24490 |
populier (alg.) |
canadas:
WLD
kànnààdààs (L429p Guttecoven),
papelwijde:
poapelwie (L429p Guttecoven)
|
De populier in het algemeen (populier, peppel, peppelboom). [N 82 (1981)] || populier [SGV (1914)]
III-4-3
|
21482 |
portefeuille |
portefeuille (fr.):
portəfuij (L429p Guttecoven)
|
de kleine, platte, meestal leren, dubbele tas met vakjes, waarin mannen hun bankbiljetten, identiteitsbewijs enz. bij zich dragen [kamtas, portefoelie] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21203 |
postbode |
post:
pos (L429p Guttecoven)
|
de persoon die de post bezorgt [bode, postbode, fak, fakteur, briefdrager, postknecht, postloper, post] [N 90 (1982)]
III-3-1
|