21006 |
prei |
poor:
poar (L429p Guttecoven),
geen mv
poar (L429p Guttecoven)
|
[DC 13 (1945)]prei [SGV (1914)]
I-7
|
20667 |
preisoep |
poorsoep:
poarsop (L429p Guttecoven)
|
Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23612 |
preken |
preken:
praeken (L429p Guttecoven)
|
Preken, prediken [preeke, prèèke, preëdieje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22687 |
prent(je) |
beeld(je):
beltjə (L429p Guttecoven),
prent(je):
prèntj (L429p Guttecoven)
|
Een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke]. [N 90 (1982)] || prent [SGV (1914)]
III-3-2
|
21206 |
prentbriefkaart |
aanzichtkaart:
aanzigkaart (L429p Guttecoven)
|
een briefkaart waarop aan een zijde een afbeelding is afgedrukt [prentbriefkaart, zichtkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19333 |
pret, schik |
schik:
sjik (L429p Guttecoven),
ps. invuller heeft de zin niet volledig beantwoord.
sjik (L429p Guttecoven),
spa (du.):
ps. invuller heeft de zin niet volledig beantwoord.
sjpas (L429p Guttecoven)
|
[schik] wij hebben ~gehad [SGV (1914)] || schik [SGV (1914)]
III-1-4
|
20462 |
preuts |
preuts:
prēūtsj (L429p Guttecoven)
|
preuts; overzedig, gemaakt eerbaar [preuts, prude] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23326 |
priester |
priester:
preister (L429p Guttecoven)
|
priester [SGV (1914)]
III-3-3
|
23414 |
priesterkoor |
koor:
koar (L429p Guttecoven),
priesterkoor:
preesterkoar (L429p Guttecoven)
|
Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33740 |
prikkeldraad |
puntdraad:
pønjtjdrǭt (L429p Guttecoven)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|