33635 |
putemmer |
puttob:
pøͅtoͅp (L429p Guttecoven)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33633 |
puthaak |
puthaak:
pøͅthōͅk (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
24227 |
putter |
putter:
pötter (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33623 |
putzwengel |
wip:
wøp (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
[N 12 (1961)] [SGV (1914)]
I-7
|
19079 |
raad |
raad:
road (L429p Guttecoven)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (L429p Guttecoven),
vreemd:
vraim (L429p Guttecoven),
vrêm (L429p Guttecoven)
|
01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
leuteren:
Opm. het woord revelen zelf is onbekend.
leutere (L429p Guttecoven),
zeveren:
zeiverə (L429p Guttecoven)
|
onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)] || revelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
raat:
raat (L429p Guttecoven),
schol:
šǫl (L429p Guttecoven)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
roa(n) (L429p Guttecoven)
|
raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4
|
21209 |
radio |
radio:
radio (L429p Guttecoven)
|
een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)]
III-3-1
|