24626 |
rank |
rank:
rank (L429p Guttecoven),
WLD
ránk (L429p Guttecoven),
reng (mv.):
reng (L429p Guttecoven)
|
rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33580 |
ranken van de wingerd |
ranken:
reng (L429p Guttecoven)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
20515 |
ranzig |
garst:
gaasj (L429p Guttecoven),
ranzig:
ranzig (L429p Guttecoven)
|
ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rāpǝ (L429p Guttecoven)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
rap:
rap (L429p Guttecoven),
rasp:
rasp (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
rasp [SGV (1914)] || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19839 |
raspen |
rappen:
rappe (L429p Guttecoven),
raspen:
raspe(n) (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven),
ràspe (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
raspen (w.w.) [SGV (1914)] || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
24367 |
rat |
rat:
rat (L429p Guttecoven)
|
rat [SGV (1914)]
III-4-2
|
23798 |
ratel van witte donderdag |
klepper:
klepper (L429p Guttecoven)
|
De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24711 |
ratelpopulier |
klater-es:
WLD
klààter èèsj (L429p Guttecoven)
|
De ratelpopulier; heeft bijna ronde bladeren met een gegolfde rand die aan lange platte stelen zitten; bij een beetje wind bewegen ze schuin langs elkaar, wat een ritselend geluid geeft (drilboom, vuilboom, klater, fledderaar, klaterteer, klatelleer). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20529 |
rauw |
rauw:
rauw (L429p Guttecoven),
rouwè (L429p Guttecoven)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|