21804 |
bijleggen |
bijlappen:
bielappe (L429p Guttecoven)
|
Extra geld in de pot doen [lappen, bijleggen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21156 |
bijweg |
bijweg:
beiwaeg (L429p Guttecoven)
|
een weg die niet de hoofdverbinding vormt (bijweg, remel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22705 |
bikkel(s) |
bikkelkootje:
bekəlkøͅtjəs (L429p Guttecoven)
|
De beentjes. [N R (1968)]
III-3-2
|
22704 |
bikkelen |
bikkelen:
bikkele (L429p Guttecoven)
|
Het betreft een spel, dat vroeger vaak en met zeer veel plezier door de meisjes werd gespeeld. Het is een behendigheidsspel dat gespeeld wordt met vier beentjes uit de hiel van een schaap, geit of rund - of daarop gelijkende voorwerpen van koper, lood of [N R (1968)]
III-3-2
|
17652 |
bil |
bil:
bil (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
21638 |
biljet van duizend gulden |
briefje van duizend:
ei breefke van doesend (L429p Guttecoven)
|
1000 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21637 |
biljet van honderd gulden |
briefje van honderd:
ei breefke van hōndert (L429p Guttecoven)
|
100 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21612 |
biljet van tien gulden |
briefje van tien:
ei breefke van tean (L429p Guttecoven)
|
10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21634 |
biljet van twintig gulden |
briefje van twintig:
ei breefke van twintjig (L429p Guttecoven)
|
20 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21636 |
biljet van vijfentwintig gulden |
briefje van vijfentwintig:
ei breefke van vief en twintjig (L429p Guttecoven)
|
25 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|