17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wervel (L429p Guttecoven)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
21936 |
ruien |
aan de ruizel (zijn):
aan de ruuzel (L429p Guttecoven),
ruizelen:
rūūzələ (L429p Guttecoven)
|
Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)] || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)]
III-3-2, III-4-1
|
32578 |
ruige mest |
ruwe mest:
ruu̯ǝ [mest] (L429p Guttecoven)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
tuisen:
toesje (L429p Guttecoven)
|
Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23451 |
ruimte onder de toren |
onder de toren:
onger de toren (L429p Guttecoven)
|
De ruimte onder een naast de kerk staande toren. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33750 |
ruin |
ruin:
rūn (L429p Guttecoven)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
25115 |
ruisen (van de wind) |
ruisen:
rōēsjə (L429p Guttecoven)
|
het geluid dat een stroom van lucht of een vloeistof maakt bij het gaan door of schuren langs iets of in zijn baan [ruisen, ruizelen, reuzelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24847 |
ruisen van bladeren |
ruisen:
WLD
roessjə (L429p Guttecoven)
|
Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
roeten oas (L429p Guttecoven)
|
Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
21937 |
ruitijd |
ruitijd:
rūū-tied (L429p Guttecoven)
|
Hoe heet de tijd waarin de duiven verpluimen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|