id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17590 | snuit | snoets: sjnoets (Guttecoven), WLD sjnōēts (Guttecoven), snuits: sjnoets (Guttecoven), šnuts (Guttecoven) | [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || Snuit [SGV (1914)] I-12, III-1-1, III-4-2 |
17841 | snurken | snurken: sjnòrke (Guttecoven) | snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2 |
19736 | soda | soda: soͅada (Guttecoven) | de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)] III-2-1 |
20664 | soep | sop: sop (Guttecoven), sŏp (Guttecoven) | soep [SGV (1914)] || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3 |
19513 | soepketel, waterketel | marmiet: mermiet (Guttecoven) | berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1 |
20882 | soepkip | soephoen: sjop hoon (Guttecoven) | kip in water gekookt [N 37 (1971)] III-2-3 |
19521 | soepterrine | soepterrine: soptrien (Guttecoven) | soepterrine [N 20 (zj)] III-2-1 |
20512 | soepvlees | soepenvlees: soppevleisj (Guttecoven), soepvlees: sòpvleisj (Guttecoven), sôpvleisj (Guttecoven) | soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)] III-2-3 |
18196 | sok | sok: zök (Guttecoven) | Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] III-1-3 |
20724 | soldaatjes | gebakken brood: gebakken broad (Guttecoven) | Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)] III-2-3 |