| 17590 |
snuit |
snoets:
sjnoets (L429p Guttecoven),
WLD
sjnōēts (L429p Guttecoven),
snuits:
sjnoets (L429p Guttecoven),
šnuts (L429p Guttecoven)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || Snuit [SGV (1914)]
I-12, III-1-1, III-4-2
|
| 17841 |
snurken |
snurken:
sjnòrke (L429p Guttecoven)
|
snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 19736 |
soda |
soda:
soͅada (L429p Guttecoven)
|
de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 20664 |
soep |
sop:
sop (L429p Guttecoven),
sŏp (L429p Guttecoven)
|
soep [SGV (1914)] || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
mermiet (L429p Guttecoven)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 20882 |
soepkip |
soephoen:
sjop hoon (L429p Guttecoven)
|
kip in water gekookt [N 37 (1971)]
III-2-3
|
| 19521 |
soepterrine |
soepterrine:
soptrien (L429p Guttecoven)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 20512 |
soepvlees |
soepenvlees:
soppevleisj (L429p Guttecoven),
soepvlees:
sòpvleisj (L429p Guttecoven),
sôpvleisj (L429p Guttecoven)
|
soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 18196 |
sok |
sok:
zök (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
| 20724 |
soldaatjes |
gebakken brood:
gebakken broad (L429p Guttecoven)
|
Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|