e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spruiten spruiten: sproette (Guttecoven) spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] III-2-3
spruiten, uitbotten schieten: WLD  sjêêttə (Guttecoven) Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)] III-4-3
spruitkool, spruitje spruiten: sjproete (Guttecoven, ... ), sjproeten (Guttecoven) [N Q (1966)]spruiten [SGV (1914)] I-7
spuiten schieten: sjeuth (Guttecoven), sproezen: sjproese(n) (Guttecoven), spuiten: sjpuite (Guttecoven) spuiten [SGV (1914)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)] III-4-4
spuwbakje, kwispedoor spijbakje: sjpiebakske (Guttecoven), sjpiebèkske (Guttecoven) Spuwpotje of -bakje (spuwbakje, tufbak, speekbak, kwispedoor, kwispeldoer) [N 79 (1979)] III-2-1
staal staal: sjtoal (Guttecoven) kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)] III-3-1
staan staan: sjtaon (Guttecoven), sjtoan (Guttecoven) staan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-1-2
staart staart: sjtart (Guttecoven, ... ), štart (Guttecoven) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] I-11, III-4-2
staartduif staartduif: sjtaart doef (Guttecoven) een duif die bij de laatste winnaars geklasseerd is? [N 93 (1983)] III-3-2
staartmees pimpeltje: pimpeltje (Guttecoven) staartmees (14 klein bolletje met heel lang staartje; maakt bolnest van veertjes en mos [N 09 (1961)] III-4-1