e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
talud graaf: grāf (Guttecoven) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tamme kanarie kanarievogeltje: kanarie vögelke (Guttecoven) Hoe noemt u de tamme kanarie? (kernollievogel, konijnevogel, pietje) [N 104 (2000)] III-2-1
tand tand: tentj (Guttecoven, ... ) tand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
tanden tanden (mv.): tenj (Guttecoven) tanden [SGV (1914)] III-1-1
tanden van de hooihark reketanden: rē̜kǝtɛnj (Guttecoven) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3
tanden van een riek tanden: tɛnj (Guttecoven) Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.] I-1
tandenstoker tandenstoker: tànjestaoker (Guttecoven) een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)] III-1-3
tandpijn tandpijn: tendjpien (Guttecoven) kiespijn [DC 27 (1955)] III-1-2
tandvlees tandvlees: tandjvleisch (Guttecoven), tendjvleisj (Guttecoven) Hoe noemt men het tandvlees? [DC 30 (1958)] || tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)] III-1-1
tante tant: tant (Guttecoven, ... ) moei (tante) [SGV (1914)] || tante [SGV (1914)] III-2-2