e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vensterluiken vensterslagen: venstǝršlē̜x (Guttecoven) Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.] II-9
veranderen veranderen: verangərə (Guttecoven) anders maken [anderen, veranderen] [N 91 (1982)] III-4-4
verbeuzelen bazelen: Van Dale: bazelen, 1. revelen, onsamenhangende taal spreken; -2. (gewichtig uitpakken maar toch) onzin praten.  bààzelə (Guttecoven) zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)] III-3-1
verbruien verbruien: verbruuje (Guttecoven) verbruien [SGV (1914)] III-1-4
verdacht verdacht: verdacht (Guttecoven) verdacht [SGV (1914)] III-3-1
verdieping stock (d.): sjtok (Guttecoven), stok (Guttecoven) De verzamelnaam voor een horizontale laag in een huis tussen twee vloeren (verdieping, verdiep, stagie) [N 79 (1979)] III-2-1
verdord dor: WLD  dòr (Guttecoven) Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)] III-4-3
verdriet; verdriet doen leed: leid (Guttecoven, ... ), pijn: pien (Guttecoven), verdriet: verdreet (Guttecoven), verdreit (Guttecoven) leed [SGV (1914)] || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)] III-1-4
verf verf: vɛrǝf (Guttecoven) Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.] II-9
vergaderen vergaderen: vergááderə (Guttecoven) ter vergadering bijeengekomen zijn, vergaderen [garen, gaderen] [N 87 (1981)] III-3-1