e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

Gevonden: 4202
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonenkruid kruidje: WLD  krùtje (Guttecoven, ... ) Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
bonnet bonnet (<oudfr.): bonnèt (Guttecoven) De bonnet van de priester. [N 96B (1989)] III-3-3
bont als apart kledingstuk pels: pèls (Guttecoven) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bonte kraai bonte kraai: bontje krao (Guttecoven), bôntje kroa (Guttecoven) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)] III-4-1
bonte specht, specht bonte specht: bontje sjpèg (Guttecoven) specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
bontkraag pelskraag: pèlskraag (Guttecoven) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel bontjas: boentj jas (Guttecoven) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
bonzen bonken: boonkə (Guttecoven) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boog boog: bǭx (Guttecoven) Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] II-9
boom (alg.) boom: boum (Guttecoven), buim (mv.): buim (Guttecoven) boom [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3