| 20754 |
boterham van wit en zwart brood |
half en half:
hauf en hauf (L429p Guttecoven)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20885 |
boterhamworst |
boterhammenworst:
bòtterammewoosj (L429p Guttecoven)
|
boterhamworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
| 20553 |
boterkussentje |
boterbabbelaar:
boterbabbelaer (L429p Guttecoven)
|
boterkussentje; Hoe noemt U: Een met boter bereid snoepje (boterkussentje, kokkien, suikerspek) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 19549 |
boterpot |
boterpot:
boterpot (L429p Guttecoven)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19517 |
botervlootje |
boterschotel:
botersjootel (L429p Guttecoven)
|
botervlootje [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 33644 |
bouwland |
akkergrond:
akǝrgronjtj (L429p Guttecoven),
land:
lanjtj (L429p Guttecoven),
lɛnjtj (L429p Guttecoven),
veld:
vɛljtj (L429p Guttecoven)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
| 17639 |
bovendeel van de rug |
krommenek:
kraomenakdrage (L429p Guttecoven),
op de kroamenak zitte (L429p Guttecoven),
nek:
nak (L429p Guttecoven)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 33449 |
bovendeur |
bovendeur:
bǭvǝdø̄r (L429p Guttecoven)
|
Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel, dienend om in geopende stand licht en lucht in de stal te laten. Het bovenste deel van een gehalveerde poortvleugel is meestal kleiner dan het onderste en wordt niet zo vaak gebruikt, d.w.z. alleen als men met bijv. een paard door de poort wil. Sommige benamingen wijzen dan ook op het voorkomen ervan bij paardestallen. Zie ook afbeelding 18.d bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37b en 42c]
I-6
|
| 24719 |
boveneinde van de stam |
top:
WLD
tôôp (L429p Guttecoven)
|
Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 17618 |
bovenlip |
bovenlip:
boavenlup (L429p Guttecoven),
boəvelup (L429p Guttecoven)
|
bovenlip [DC 01 (1931)]
III-1-1
|