21250 |
brief |
brief:
breif (L429p Guttecoven)
|
brief [SGV (1914)]
III-3-1
|
21205 |
briefkaart |
briefkaart:
breefkaart (L429p Guttecoven)
|
de kaart waarop men tegen lager tarief dan voor brieven correspondentie kan voeren [briefkaart, brievenkaart, postkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19419 |
briket |
briket:
brikët (L429p Guttecoven)
|
(Langwerpig) stuk brandstof, geperst uit steenkool- of bruinkoolgruis, fijngemaakte turf of houtskool met water en leem vermengd (briket, kluit, slof) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34600 |
bril |
draaibred:
drɛ̄brɛ̄t (L429p Guttecoven)
|
Verzwaard, dwars sluithout waardoor de vregelpaal gestoken werd. De vregelpaal is een boom die overlangs in de bak van de hoogkar ligt en die, samen met de vregelstok en het bindtouw, gebruikt wordt om het hooi vast te zetten (voor meer uitleg zie WLD I.3, onder de lemmata touw om het hooi vast te sjorren, vregelpaal en vregelstok). Zoals op de kaart duidelijk blijkt, is dit systeem vooral in gebruik in de streken met de meest vruchtbare grond, m.n. in het Maasland en in het zuidoosten van Haspengouw. [N 17, 14b; JG 1b; JG 2c]
I-13
|
19245 |
broeden |
broeden:
breujə (L429p Guttecoven)
|
Hoe heet verder: broeden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brø̄ǝ (L429p Guttecoven),
brø̜i̯ǝ (L429p Guttecoven)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
brok:
brok (L429p Guttecoven),
prok:
prōk (L429p Guttecoven)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
broor (L429p Guttecoven)
|
broeder [SGV (1914)]
III-3-3
|
23873 |
broedermeester |
broedermeester:
broedermeister (L429p Guttecoven)
|
De persoon die tijdens de bidprocessies (op St. Marcus en de kruisdagen) met een staf beurtelings de voorbiddende en de nabiddende rij aanwees (broedermeester). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23317 |
broederschap |
broederschap:
broodersjap (L429p Guttecoven)
|
broederschap [SGV (1914)]
III-3-3
|