e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guttecoven

Overzicht

Gevonden: 4202

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aardappelwiedhak kromme reek: krǫmǝ rēk (Guttecoven) De hak die gebruikt wordt bij het wieden van een aardappelveld. Vaak is het hetzelfde stuk gereedschap als de aanhooghak. De zegsman van L 290 merkt op: "een door de smid omgebogen riek". Vergelijk ook het lemma Kromme Riek. Ook de mesthaak wordt voor dit doel benut; het is uitdrukkelijk opgegeven in: L 324, 378, 420, 0426, Q 39, 71, 111, 192, 198. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Mesthaak in aflevering I.1, pag. 12. [N 12, 35; N 18, 58; monogr.] I-5
aardbei erbel: ärbäl* (Guttecoven), ɛrbəl (Guttecoven), WLD  örbəl (Guttecoven) [DC GV (1935) M]aardbei [SGV (1914)] || De bekende, fris smakende rode vrucht van de aardbeienplant (aadbissem, aardbeer, aardbees, jaarbees, aardbezie, freis). [N 82 (1981)] I-7
aardbeienvlaai aardbelenvla: eurbelevlaa (Guttecoven) Vla met vulling van aardbeien [N 16 (1962)] III-2-3
aarde, grond aarde: (Zoo get vilt neit op gen ard ). (Waat baat t dich???? ard oapekrats)?  ɛ͂rd (Guttecoven), drek: (Zoo get vilt neit op gen ard ). (Waat baat t dich???? ard oapekrats)?  drĕk (Guttecoven), grond: (Zoo get vilt neit op gen ard ). (Waat baat t dich???? ard oapekrats)?  gröntj (Guttecoven) aarde (grond) [SGV (1914)] III-4-4
aarden pot aarden baar: ęrdǝ bār (Guttecoven) Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.] II-8
aardewerk aardewerk: aardewerk (Guttecoven) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] III-2-1
aardmannetje (kabouter) abelemannetje: abelemenke (Guttecoven) aardmannetje [SGV (1914)] III-3-3
aarzelen schikschouderen: sjiksjouwere (Guttecoven) aarzelen [SGV (1914)] III-1-4
aas in het kaartspel aas: roeten oas (Guttecoven) Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
absis absis (lat.): absis (Guttecoven) De halfronde of meerhoekige uitbouw van het priesterkoor waarin het hoofdaltaar staat [absis]. [N 96A (1989)] III-3-3