23439 |
ciborie |
ciborie (<lat.):
ciborie (L429p Guttecoven)
|
Een ciborie, grote kelk met deksel, waaruit de Communie wordt uitgedeeld [tsieboriejoem?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20545 |
cichorei |
sokkerij:
soggerei (L429p Guttecoven),
suikerij:
soekèrei (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven),
soggerei (L429p Guttecoven),
sóókerei (L429p Guttecoven)
|
cichorei [SGV (1914)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|
22686 |
circus |
tent:
teͅnt (L429p Guttecoven)
|
Een tent waarin allerlei artiesten optreden zoals clowns, dresseurs met hun dieren, akrobaten etc. [circus, sirk, paardenspel, hittenspel]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
25000 |
cirkel, kring |
cirkel:
cirkel (L429p Guttecoven),
krans:
krans (L429p Guttecoven),
kring:
krink (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven),
ring:
rink (L429p Guttecoven)
|
cirkel [SGV (1914)] || de gesloten kromme lijn in een plat vak waarvan de punten alle op eenzelfde afstand liggen van één punt; het ingesloten vlak [kring, ring, cirkel] [N 91 (1982)] || een cirkelvormig voorwerp [ring, kring] [N 91 (1982)] || kring [SGV (1914)]
III-4-4
|
24453 |
citroenvlinder |
citroentje:
WLD
cietroentje (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt u de vlinder waarvan bij het mannetje de vleugels citroengeel zijn en bij het wijfje witachtig groen met een oranje middelpunt (citroentje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21957 |
coccidiose |
aan de schijt:
aan de sjiet (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: Coccidiose: een ziekte in de darmen, vooral bij jongen, met als symptomen: diarree, grote dorst en steeds dunnere uitwerpselen. Er kunnen blijvende letsels zoals een krom borstbeen van overblijven. Ook volwas [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24406 |
cocon |
cocon:
WLD
kookon (L429p Guttecoven),
pop:
pop (L429p Guttecoven, ...
L429p Guttecoven),
WLD
pōōp (L429p Guttecoven)
|
cocon [DC 18 (1950)] || Hoe noemt u een vlinder in omhulsel [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het omhulsel van rupsen als zij zich inpoppen [N 83 (1981)] || pop, coconrups [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
18518 |
colbertjasje |
kort jasje:
kort jèske (L429p Guttecoven)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23628 |
collectant |
collectant (fr.):
kollectant (L429p Guttecoven),
kerkmeester:
kirkmeister (L429p Guttecoven)
|
Een collectant, de persoon die met de collectezak of -schaal rondgaat [centevenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23624 |
collecte |
collecte:
kollecten (L429p Guttecoven)
|
De geldinzameling, de collecte [de kollekt?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|