21933 |
duif bleek met allerlei kleurschakeringen |
bonte, een -:
bōēntjə (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt men een duif bleek met allerlei kleurschakeringen (bont)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22160 |
duif die in de eerste prijzen valt |
kopduif:
kòpdoef (L429p Guttecoven)
|
zich bij de prijswinnaars plaatsen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21923 |
duif die licht van bouw is |
smalle, een -:
sjmaalə (L429p Guttecoven)
|
Hoe zegt men in Uw dialect van een duif: licht van bouw of geraamte? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22009 |
duif die net buiten de prijzen valt |
overgaan:
euver goan (L429p Guttecoven)
|
de eerste duif die net buiten de prijzen valt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21922 |
duif die zwaar van bouw is |
diepe, een -:
dēēpə (L429p Guttecoven)
|
Hoe zegt men in Uw dialect van een duif: zwaar van bouw of geraamte? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21931 |
duif effen lichtbruin |
vale, een -:
vāālə (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt men een duif effen lichtbruin (bleek)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21930 |
duif met bruine of lichtbruine kleurschakeringen |
rode, een -:
roa-ə (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt men een duif met bruine of lichtbruine kleurschakeringen (ros, rost)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21926 |
duif met effen grijs-blauw vederkleed |
blauwe, een -:
blaawə (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt men een duif met effen grijs-blauw vederkleed (blauw)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21928 |
duif met grotere kleurschakeringen |
geschelpt (bn.):
gesjölpt (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt men een duif met grotere kleurschakeringen in de vleugels (geschelpt)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21934 |
duif met één of meer witte pennen |
sjek:
sjèk (L429p Guttecoven)
|
Hoe noemt men een duif met één of meer witte pennen (wittepen, witteslag)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|