e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haanrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stiefdochter stiefdochter: sjteefdoater (Haanrade) stiefdochter III-2-2
stijfkop dikkop: dik’kop (Haanrade), stierenkop: sjtie’rekop (Haanrade), stijfkop: sjtief’kop (Haanrade), sturacks: sjtoe’raks (Haanrade) stijfkop III-1-4
stijfkoppig stijfkoppig: sjtief’köppieg (Haanrade) stijfkoppig III-1-4
stijfsel stijf: štīf (Haanrade), (de \'s\' wordt uitgesproken als sch).  štīf (Haanrade) Hoe noemt u de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes)? (stessel) [N 104 (2000)] || stijfsel III-2-1
stijfselpap stijfsel: (de \'s\' wordt uitgesproken als sch).  stiefsel (Haanrade) Hoe noemt u de pap, die met deze stof bereid wordt? (stessel, stesselpap, stesselwater) [N 104 (2000)] III-2-1
stijl stijl: štil (Haanrade) Het verticale deel van een kozijn waaraan de deur of het raam zijn opgehangen of waartegen deze aanslaan. Kozijnstijlen waren vroeger doorgaans van grenehout, tegenwoordig zijn zij ook van hardhout, metaal of kunststof. [N 55, 7a; monogr.] II-9
stinkende gouwe wratselenkruid: vrat’selekroed (Haanrade) wrattenkruid, stinkende gouwe III-4-3
stobbe storkel: štorkǝl (Haanrade), vot: vot (Haanrade) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stoel stoel: mv. ßt”l  štōl (Haanrade) stoel III-2-1
stoep, trottoir sprong: šproŋk (Haanrade) stoep III-2-1