| 24262 |
veer |
pluim:
plüm (Q121d Haanrade),
veer:
veer (Q121d Haanrade)
|
veer || veer, pluim
III-4-1
|
| 19431 |
vegen, keren |
bezemen:
bɛsəmə (Q121d Haanrade),
kwispelen:
kwespələ (Q121d Haanrade),
vegen:
veəjə (Q121d Haanrade)
|
bezemen || vegen
III-2-1
|
| 24630 |
veldbloem |
veldbloem:
veld’blom (Q121d Haanrade)
|
veldbloem
III-4-3
|
| 24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
liever:
lieë’ver (Q121d Haanrade)
|
leeuwerik
III-4-1
|
| 24358 |
veldmuis |
veldmuis:
veld’moes (Q121d Haanrade)
|
veldmuis
III-4-2
|
| 33505 |
veldsla |
muisoor:
moes’oer (Q121d Haanrade),
veldsalade:
veld’sjlaat (Q121d Haanrade)
|
veldsla
I-7
|
| 20660 |
venkel |
fenchel (du.):
fin’sjel (Q121d Haanrade),
vensjel:
fin’sjel (Q121d Haanrade)
|
venkel
I-7, III-2-3
|
| 30317 |
vensterbank |
vensterbank:
venstǝrbaŋk (Q121d Haanrade
[(idem)]
)
|
Min of meer breed houten of stenen dekstuk aan de binnenzijde van een raam op hoogte van de onderdorpel. Zie ook afb. 57b. Een stenen vensterbank werd in P 48 van 'arduin' ('ardø̜̄n'), in K 314 van 'arduinsteen' ('ardoanstiǝn'), in L 366 van naamse steen en in K 317 van 'marmer' ('męlǝbǝr') vervaardigd. [N 55, 44b; S 39; L 8, 37b; L 31, 12b; L B1, 168; A 46, 10c; monogr.]
II-9
|
| 30332 |
vensterluiken |
blinden:
bleŋ (Q121d Haanrade),
vensterslagen:
venstǝršlē̜ǝx (Q121d Haanrade
[(idem)]
)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
| 25074 |
veranderen |
sich ndern (du.):
en⁄dere, ziech (Q121d Haanrade)
|
anders worden
III-4-4
|