24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eech’höarsje (Q121d Haanrade)
|
eekhoorntje
III-4-2
|
31696 |
een boom omhakken |
vellen:
vɛlǝ (Q121d Haanrade)
|
Een boom met behulp van een bijl omhakken. Zie ook het volgende lemma. [N 50, 10a; N 75, 113a; monogr.]
II-12
|
20941 |
een boterham smeren |
klenen:
kleëne (Q121d Haanrade)
|
boterham (dik) smeren
III-2-3
|
19855 |
een huis huren |
mieten (d.):
mītə (Q121d Haanrade)
|
huren
III-2-1
|
31607 |
een paard beslaan |
beslaan:
bǝšlǫa (Q121d Haanrade)
|
Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.]
II-11
|
19119 |
eer |
eer:
ier (Q121d Haanrade)
|
eer, achting, eergevoel
III-1-4
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
ier’lieg (Q121d Haanrade)
|
eerlijk
III-1-4
|
24972 |
eerstvolgend, ernaast |
daarneven:
derneë⁄ver (Q121d Haanrade),
nevenbij:
neëvebij⁄ (Q121d Haanrade)
|
ernaast
III-4-4
|
19571 |
eetlepel |
eetlepel:
ɛ̄slɛfəl (Q121d Haanrade)
|
eetlepel
III-2-1
|
20613 |
eetlust |
appetijt:
Jouwe appetiet, weë nuus hat, deë ziet mar dat heë jet kriet. Iech los miech va diech nit d¯r appetiet verderve: ik laat me dat door jou niet tegenmaken
appetiet’ (Q121d Haanrade)
|
eetlust
III-2-3
|