e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haanrade

Overzicht

Gevonden: 1350
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
etensresten orten: An dusj darfs doe jing ót¯se maache  ót’se (Haanrade) etensresten III-2-3
fatsoenlijk anstndig (du.): an’sjtendieg (Haanrade), fatsoenlig: fatsüng’lieg (Haanrade), ordentlich (du.): orrentlieg (Haanrade), or’dentlieg (Haanrade) behoorlijk, fatsoenlijk || fatsoenlijk III-1-4
figuurzaag laubzäge: lǫwp˲zē̜ǝx (Haanrade) Handzaag, waarvan het zeer smalle zaagblad in een metalen beugel gespannen is. De figuurzaag wordt gebruikt om fijne vormen in licht plaatmateriaal, zoals triplex, uit te zagen. Zie ook afb. 17. [N 53, 11; monogr.] II-12
flauw lauw: läu (Haanrade) flauw, smakeloos III-2-3
flens flans: flanš (Haanrade) Een soort kraag aan het uiteinde van pijpen of buizen waardoor deze met behulp van bouten gas- en waterdicht aan elkaar bevestigd kunnen worden. Zie ook het lemma ɛflensɛ in WLD deel II.5, pag. 131.' [N 64, 121a; monogr.] II-11
flink; flinke persoon ferm: ferm (Haanrade) ferm, flink III-1-4
framboos brochmiemel: bróch’miemmel (Haanrade), hiembeer: hiem’beer (Haanrade) framboos I-7
fret fret: fret (Haanrade) fret III-4-2
frezen frezen: frē̜zǝ (Haanrade) Het hout met behulp van de freesmachine bewerken. [N 53, 109a; monogr.] II-12
fruit, afgevallen vol-obst: val’obs (Haanrade), windslag: wink’sjlaag (Haanrade) fruit, afgevallen — I-7