e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haanrade

Overzicht

Gevonden: 1350
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
handdoek handdoek: hant˂dox (Haanrade) handdoek III-2-1
handig bedreven: bedrè’ve (Haanrade) bedreven, handig III-1-4
handkar handkar: hantkęr (Haanrade) Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.] I-13
handlanger handlanger: hantlɛŋǝr (Haanrade), opperman: ǫpǝrman (Haanrade  [(idem)]  ) Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld] II-9
handlangeren opperen: ǫpǝrǝ (Haanrade) De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.] II-9
handveger, stoffer handkwispel: haŋkkwespəl (Haanrade), kwispel: kwespəl (Haanrade) handveger III-2-1
handzaag handzeeg: haŋk˲zē̜ǝx (Haanrade) In het algemeen een zaag die voorzien is van een handvat en een breed zaagblad. [N 53, 1c; N 33, 330; monogr.] II-12
handzaag, sint-jozefzaag fok(s)zwans: fuksšwans (Haanrade) Handzaag, waarvan het blad vanaf het handvat geleidelijk smaller uitloopt. De handzaag wordt voor alle voorkomende zaagwerkzaamheden gebruikt. Zie ook afb. 12. [N 53, 2; N G, 23a; monogr.; N 33, 330; L 8, 101, add.; div.] II-12
hangslot kluister: klūstər (Haanrade) kluister, hangslot III-2-1
hansworst hampelmann (du.): verklw. hampelmensje  ham’peleman (Haanrade), hampelmannetje (<du.): ham’pelemensje (Haanrade) onhandige vent, hansworst III-1-4