19691 |
handdoek |
handdoek:
hant˂dox (Q121d Haanrade)
|
handdoek
III-2-1
|
18906 |
handig |
bedreven:
bedrè’ve (Q121d Haanrade)
|
bedreven, handig
III-1-4
|
34566 |
handkar |
handkar:
hantkęr (Q121d Haanrade)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
27222 |
handlanger |
handlanger:
hantlɛŋǝr (Q121d Haanrade),
opperman:
ǫpǝrman (Q121d Haanrade
[(idem)]
)
|
Helper van de metselaar. Tot de taken van de handlanger behoren onder meer het aandragen van metselstenen en het klaarmaken van de specie. [N 30, 2a; N 30, 2b; N 30, 2c; N 30, 2d; N 30, 40b; N 30, 45a; N 31, 16b; L B 1, 104; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
29922 |
handlangeren |
opperen:
ǫpǝrǝ (Q121d Haanrade)
|
De metselaar helpen bij zijn werkzaamheden door onder meer metselstenen aan te dragen en mortel klaar te maken. [N 30, 2b; N 30, 2c; monogr.]
II-9
|
19566 |
handveger, stoffer |
handkwispel:
haŋkkwespəl (Q121d Haanrade),
kwispel:
kwespəl (Q121d Haanrade)
|
handveger
III-2-1
|
31750 |
handzaag |
handzeeg:
haŋk˲zē̜ǝx (Q121d Haanrade)
|
In het algemeen een zaag die voorzien is van een handvat en een breed zaagblad. [N 53, 1c; N 33, 330; monogr.]
II-12
|
31751 |
handzaag, sint-jozefzaag |
fok(s)zwans:
fuksšwans (Q121d Haanrade)
|
Handzaag, waarvan het blad vanaf het handvat geleidelijk smaller uitloopt. De handzaag wordt voor alle voorkomende zaagwerkzaamheden gebruikt. Zie ook afb. 12. [N 53, 2; N G, 23a; monogr.; N 33, 330; L 8, 101, add.; div.]
II-12
|
19373 |
hangslot |
kluister:
klūstər (Q121d Haanrade)
|
kluister, hangslot
III-2-1
|
18979 |
hansworst |
hampelmann (du.):
verklw. hampelmensje
ham’peleman (Q121d Haanrade),
hampelmannetje (<du.):
ham’pelemensje (Q121d Haanrade)
|
onhandige vent, hansworst
III-1-4
|