25109 |
koude noordenwind, bijs |
bijs:
bies (Q121d Haanrade)
|
noordoostenwind
III-4-4
|
26087 |
kozijn |
deurgespan:
dȳrjǝšpan (Q121d Haanrade
[(idem)]
),
venstergespan:
venstǝrjǝšpan (Q121d Haanrade
[(idem)]
),
vensterraam:
venstǝrrām (Q121d Haanrade)
|
Houten of metalen raamwerk, bestaande uit twee stijlen met een boven- en onderdorpel, waarin een deur of raam wordt aangebracht. In Q 113 zijn kozijnen pas kort in gebruik. Voorheen paste men een constructie toe die 'blindraam' of 'rabat' werd genoemd. Daarbij werd in de massief gemetselde muur een opening gelaten waarin later het deur- of raamkozijn werd geplaatst. Het houtwerk van zo'n blindraam werd door middel van de pleisterlaag vastgezet. De kozijnen die tegenwoordig worden gebruikt, zijn dikker dan het kozijn dat bij de blindramen gebruikelijk was. Zij steken aan de binnen- en aan de buitenkant verder naar voren en worden vastgezet met behulp van kozijnankers, die tussen de voegen van de beide spouwmuren worden gemetseld. In verband met deze verankering in het metselwerk wordt het kozijn van tevoren geplaatst (Lochtman, pag. 42). Zie ook het lemma 'Muurraam'. [N 32, 10a-c; N 55, 6a-c; monogr.; div.]
II-9
|
20146 |
kraamverzorgster |
wachtsvrouw:
waads’vrauw (Q121d Haanrade)
|
kraamverpleegster
III-2-2
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroeënekraan (Q121d Haanrade)
|
kraanvogel
III-4-1
|
20739 |
krakeling |
brezel (du.):
brit’sel (Q121d Haanrade)
|
krakeling
III-2-3
|
24197 |
kramsvogel |
krammesvogel:
kram’mesvoeëjel (Q121d Haanrade)
|
kramsvogel
III-4-1
|
21031 |
kreeft |
krebs (du.):
kribs (Q121d Haanrade)
|
kreeft
III-2-3
|
20804 |
krent |
krent:
krint (Q121d Haanrade)
|
krent
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenweg:
krin’tewek (Q121d Haanrade)
|
krentebrood
III-2-3
|
20120 |
krols |
lopetig:
bijv. v. honden
leu’fetig (Q121d Haanrade)
|
loops
III-2-1
|