id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20498 | kieskauwer | pikker: pikkər (Haelen) | lastig met eten; Hoe noemt U: Lastig met eten, gezegd van iemand die altijd weinig eet [N 80 (1980)] III-2-3 |
18818 | kieskeurig | keurspel: keurspel (Haelen) | niet gauw tevreden met de kwaliteit van iets dat men wil aanschaffen; met een moeilijk te bevredigen smaak [kieskeurig, lekker, lakker] [N 85 (1981)] III-1-4 |
17919 | kietelen | kietelen: ketele (Haelen) | Kietelen, kriebelen: de huid op gevoelige plaatsen licht aanraken, bijv. uit plagerij; kriebelen (kietelen, kriebelen, kielen, kriekelen,krevelen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
24416 | kieuwen | kieuwen: Veldeke kiew (Haelen), WLD kĭĕwə (Haelen, ... ) | Hoe noemt u de vlezige platen aan de kop van een vis waardoor hij ademhaalt (kieuw, koen, wam) [N 83 (1981)] III-4-2 |
24184 | kievit | kievit: kievit (Haelen) | kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)] III-4-1 |
18893 | kiezen | uitzoeken: oetzeuke (Haelen) | een keus doen uit een aantal voorwerpen of personen [fineren, begeren, uitmunten, uitkiezen] [N 85 (1981)] III-1-4 |
24336 | kikkerdril | kwakkerdengeut: kwakkertegoot (Haelen) | kikkerrit [DC 09 (1940)] III-4-2 |
24467 | kikkerdril (2, bewerkt) | (-)geut, gegeut: kwakkertegoot (Haelen) | kikkerrit [DC 09 (1940)] III-4-2 |
24309 | kikkervisje | koelkop: kuulkop (Haelen), kwekkertje: kwekkertje (Haelen) | kikkervisje [DC 09 (1940)], [DC 17 (1949)] III-4-2 |
17600 | kin | kin: kin (Haelen, ... ) | kin [DC 01 (1931)] III-1-1 |