e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleine neus klein neusje: klein nēͅske (Haelen) Dat kind heeft een klein neusje. [DC 37 (1964)] III-1-1
kleingeld kleingeld: kleingeldj (Haelen) Klein geld [pasgeld, snuistergeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
kleinkinderen kleinkind: kleinkindj (Haelen), kleinkinder: kleinkinjer (Haelen) kleinkind, kleinkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
kleinste dier van het nest krak: WLD  kràk (Haelen, ... ) Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)] III-4-2
kleinzoon kleinzoon: kleinzoon (Haelen, ... ) kleinzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
klemmateriaal bout: bǫu̯t (Haelen) Met allerlei materialen werden kouter, voorschaar en voorsteun van de ploeg op de ploegbalk vastgezet. Hierdoor bleven deze onderdelen verwisselbaar of verstelbaar. Welk materiaal men gebruikte, blijkt uit de opgaven. [N 11, 31.III.b; N 11A, 140b] I-1
klep (van pet) klep: klèp (Haelen) klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3
klepbroek boks met een paan: bóks met en pan (Haelen) broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)] III-1-3
kleppers kleppers: kleppers (Haelen) Elk van de twee houtjes die de kinderen tussen de vingers snel tegen elkaar slaan om een klepperend geluid te maken [klepper, klapper, kap, klakker]. [N 88 (1982)] III-3-2
kletsen wauwelen: Van Dale: wauwelen, 1. 1. (inform.) kletsen, vervelend praten; -2. (gew.) kauwen, knabbelen; -3. (gew.) treuzelen, leuteren.  wauwele (Haelen), zwetsen: Van Dale: zwetsen, luidruchtig en onbedachtzaam spreken, m.n. grootspreken, snoeven.  zjwetse (Haelen) praten over dingen van weinig belang [zwetsen, kletsen, snateren, klappen, snabbelen, wauwelen, teuten, kebbelen] [N 87 (1981)] III-3-1