e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lever lever: lèèver (Haelen) lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1
leverworst leverworst: léévərwòrst (Haelen), broodbelegging  lèverwòrst (Haelen) leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)] III-2-3
lichaam lijf: lief (Haelen) lichaam [N 10 (1961)] III-1-1
lichaamskracht sterk (bn.): (hij is sterk) (Haelen, ... ) lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4
lichaamsvocht zucht: zucht (Haelen) lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)] III-1-2
licht vriezen eventjes vriezen: ət frŭŭsjt èfkəs (Haelen), get vriezen: ət frŭŭsjt gèt (Haelen) lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)] III-4-4
lichte klei zavel: zaǝvǝl (Haelen), zāvǝl (Haelen) Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41] I-8
lichte nevel dunne nevel: dunne neevel (Haelen) lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)] III-4-4
lichtgeraakt, kregel aangebrand: ps. invuller twijfelt over het antwoord!  aangebrandj (Haelen), de stront dun bij het hart hebben: (uitdrukking).  de sjtròndj doon bie ⁄t hert (Haelen) spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)] III-1-4
lidmaat, ledematen knook, knoken: knèùk (Haelen) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1