id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17697 | lever | lever: lèèver (Haelen) | lever [leevert, lijver, livvere] [N 10 (1961)] III-1-1 |
20514 | leverworst | leverworst: léévərwòrst (Haelen), broodbelegging lèverwòrst (Haelen) | leverworst [N 06 (1960)] || leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)] III-2-3 |
17540 | lichaam | lijf: lief (Haelen) | lichaam [N 10 (1961)] III-1-1 |
17971 | lichaamskracht | sterk (bn.): (hij is sterk) (Haelen, ... ) | lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)] III-1-2, III-1-4 |
18084 | lichaamsvocht | zucht: zucht (Haelen) | lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)] III-1-2 |
25161 | licht vriezen | eventjes vriezen: ət frŭŭsjt èfkəs (Haelen), get vriezen: ət frŭŭsjt gèt (Haelen) | lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)] III-4-4 |
33677 | lichte klei | zavel: zaǝvǝl (Haelen), zāvǝl (Haelen) | Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41] I-8 |
25239 | lichte nevel | dunne nevel: dunne neevel (Haelen) | lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)] III-4-4 |
19353 | lichtgeraakt, kregel | aangebrand: ps. invuller twijfelt over het antwoord! aangebrandj (Haelen), de stront dun bij het hart hebben: (uitdrukking). de sjtròndj doon bie ⁄t hert (Haelen) | spoedig boos of driftig wordend [krikkelig, nippig, kregel, kriel, oplopig] [N 85 (1981)] III-1-4 |
17656 | lidmaat, ledematen | knook, knoken: knèùk (Haelen) | ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1 |