e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lisdodde duivelskluppel: -  duuvelsklöppel (Haelen), lis: -  lis (Haelen) lisdodde [DC 13 (1945)] III-4-3
lispelen (slissen) lispelen: Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.  lispele (Haelen) de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)] III-3-1
loeien van de koe in het algemeen kaken: kākǝ (Haelen), toeten: tūtǝ (Haelen) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeien van de koe van pijn toeten: tūtǝ (Haelen) [N 3A, 5e] I-11
loenje bekriem: bɛkrēm (Haelen) Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31] I-10
loeren loeren: loere (Haelen) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] III-1-1
lomp paard karhengst: kɛrheŋst (Haelen) [JG 1a; N 8, 62h] I-9
long long: long (Haelen) long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] III-1-1
loodzand cichoreigrond: sokǝręi̯gronjtj (Haelen) De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17] I-8
loof loof: Veldeke  louf (Haelen), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  louf (Haelen) De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] III-4-3