e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

Gevonden: 3663
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
begraven begraven: begrave (Haelen) een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)] III-2-2
begrijpen snappen: sjnappe (Haelen) met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)] III-1-4
begrip, besef benul: benul (Haelen) een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] III-1-4
beiaard carillon (fr.): carillon (Haelen) Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)] III-3-2
beide beenderen van de onderkaak kieuwen: kēǝwǝ (Haelen), schaar: šēr (Haelen) De scha(a)r(en) of het geschaar vormen de beide takken van de onderkaak van een paard en de uitwendige holte in het achterste gedeelte daarvan. Zie afbeelding 2.11. [JG 1a, 1b; N 8, 30] I-9
beitel beitel: bęjtǝl (Haelen) De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.] II-12
bek muil: Veldeke  moel (Haelen), WLD  mōēl (Haelen), môēl (Haelen) Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)] III-4-2
bek van de schaar punt: pøntj (Haelen), schaardpunt: šārtpøntj (Haelen) Met de bek van een ploegschaar wordt de punt, het spits toelopende voorste deel bedoeld. De schaar is zodanig aangebracht, dat de bek op of vlak voor de spits van de ploegzool staat. Voor wat de termen neus, naas, snuit en spits betreft, zie men ook wat daarover in het lemma ploeghoofd wordt opgemerkt. [N 11, 31.I.b + 33b + 38 add.; N 11A, 85c + 87a + 88a + 89a add; monogr.] I-1
bekendmaken ombellen: (vroegere benaming).  òmbelle (Haelen) officiëel bekend maken [uitbellen, uitklinken, afkleppen] [N 87 (1981)] III-3-1
bekennen bekennen: bekinne (Haelen) uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)] III-1-4