| 34222 |
neusklem |
ring:
reŋk (L322p Haelen)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
| 33930 |
neusriem |
naasriem:
nāsrēm (L322p Haelen)
|
Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23]
I-10
|
| 34370 |
neusring |
varkensring:
vɛrkǝsreŋ (L322p Haelen)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
| 20482 |
nicht |
nicht:
nicht (L322p Haelen),
neen
nicht (L322p Haelen)
|
nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
| 17698 |
nier |
nier:
neer (L322p Haelen)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 34153 |
niet behouden |
overgelopen:
ø̜̄vǝrgǝlau̯pǝ (L322p Haelen)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
| 34149 |
niet bevrucht |
gust:
gøst (L322p Haelen),
leeg:
lē̜x (L322p Haelen),
mans:
mans (L322p Haelen)
|
Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18]
I-11
|
| 24716 |
niet gedijen |
niet gaan:
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)
die gaon neet (L322p Haelen),
niet willen:
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms o met nasaleringsteken)
die wille neet (L322p Haelen)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 33447 |
niet gehalveerde poortvleugel |
halve schuurpoort:
halǝf šø̄rpǫrt (L322p Haelen)
|
Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.]
I-6
|
| 21654 |
niet gunnen |
niet gunnen:
ze wèrdj neet geguntj (L322p Haelen)
|
ze wordt niet gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij is opgehouden?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|