e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omhooggaan rijzen: (gezegd van deeg)  rieze (Haelen) rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)] III-1-2
omhulsel van het teellid koker: kǭkǝr (Haelen) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omslagdoek (alg.) plag: plak (Haelen), sjaal: sjaal (Haelen) schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omweiden omjagen: ǫmjāgǝ (Haelen) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11
onbelangrijk min: min (Haelen), weinig: weinig (Haelen, ... ) niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || weinig [DC 39 (1965)] III-4-4
onbeleefd onbeleefd: ònbelaeft (Haelen) niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)] III-3-1
onbeschaafd onbeschoft: ònbesjoeft (Haelen) ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)] III-3-1
onbeschaamd onbeschoft: onbesjoeft (Haelen) geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)] III-3-1
onbewolkt klaar: klaor (Haelen, ... ), klaoər (Haelen, ... ) onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)] III-4-4
onderdeur onderstuk: oŋǝrštøk (Haelen) Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.] I-6