e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
optilbaar hek afsluiting: āfslūteŋ (Haelen), horde: hǭrt (Haelen) Het niet draaiend maar uitneembaar hek aan de ingang van een wei. [N 14, 68b; A 25, 5e; monogr.] I-8
optillen opheffen: ophöffe (Haelen) (Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] III-1-2
optuigen aandoen: āndōn (Haelen), aantuigen: āntȳgǝ (Haelen) Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.] I-10
opzetteugel bekriem: bɛkrēm (Haelen), optomer: (mv)  ǫptø̜u̯mǝrs (Haelen) Leren riem die van het bit door de ringen boven op het haam naar het schoftzadel loopt en belet dat het paard bij het trekken gras vreet. [N 13, 33] I-10
orgel orgel: orgeldreijer (Haelen) Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2
orgeldraaier orgeldraaier: orgeldreijer (Haelen) Iemand die een draaiorgel bespeelt [orgeldraaier, liereman]. [N 90 (1982)] III-3-2
os os: ys (Haelen), ǫs (Haelen) Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.] I-11
otter otter: otter (Haelen) otter [DC 07 (1939)] III-4-2
oud, bejaard oud: zien mooder is òòd  òòd (Haelen) oud: zn moeder is oud [DC 35 (1963)] III-2-2
oud, versleten paard kinkel: keŋkǝl (Haelen), struikelaar: štrø̄kǝlǝr (Haelen) Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.] I-9