e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pimpelmees bijmusje: biemuske (Haelen), biemöske (Haelen), pimpelmees: pimpelmees (Haelen), pimpeltje: pimpelke (Haelen) Hoe heet de pimpelmees? [DC 06 (1938)] || pimpelmees || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)] III-4-1
pink pink: peŋk (Haelen), pink (Haelen) Eénjarig kalf, onverschillig van welk geslacht, dat nog alle melktanden heeft. [N C, 9b en 8; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] || Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)] I-11, III-1-1
pinksterbloem lievevrouwehandje: levevrouwehendje (Haelen), lēvǝvrǫu̯ǝhɛntjǝ (Haelen), pinksterbloem: peŋkstǝrblōm (Haelen), -  pinksterbloome (Haelen) Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)] I-5, III-4-3
pinstokken (voor de slee) pikstekken: pikstekke (Haelen) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pioen balroos: -  balroos (Haelen), balrooës (Haelen), ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  balroos (Haelen) [DC 17 (1949)]Pioen (Paeonia officinalis L.) [DC 17 (1949)] I-7, III-2-1
pissebed kakkerlak: Veldeke ??  kakkerlakke (Haelen), steenmot: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  steinmot (Haelen), stekelvarken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  stekelverken (Haelen), varken: WLD  vèrkə (Haelen), wild varken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  wilj verkes (Haelen) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht pit: Veldeke  pit (Haelen), steen: WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  sjtein (Haelen) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] I-7
plafond plafond: plǝfoŋ (Haelen  [(tegenwoordig)]  ), zolder: zø̜ldǝr (Haelen  [(woord werd vroeger gebruikt)]  ) Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.] II-9
plaggenhak vlikkenhak: flekǝhak (Haelen) Hak, vooral gebruikt om er plaggen mee te hakken. [I, 30; N 18, 38] II-4
plantenstek scheut: WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms o met nasaleringsteken)  sjèùt (Haelen), stek: Veldeke  sjtek (Haelen), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  sjtèk (Haelen) Afgesneden takje dat men in de grond zet om er een nieuwe plant uit te laten groeien (stek, poot). [N 82 (1981)] III-4-3