id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
24468 | beukennootje | beukennootje: - beukeneutjes (Haelen), beukenèùtjes (Haelen), beukje: - beuke (Haelen) | beukennootje [DC 39 (1965)] III-4-3 |
19259 | bevel | order: order (Haelen, ... ) | een opdracht waaraan gehoorzaamd moet worden [bevel, beveel, last, orden] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1 |
19258 | bevelen | bestellen: besjtelle (Haelen, ... ) | iemand nadrukkelijk of met gezag opdragen iets te doen [heten, hieten, ordenen, bestellen, bevelen] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1 |
33843 | bevend schudden met de huid | razelen: rāzǝlǝ (Haelen) | Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68] I-9 |
33361 | bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal | voerhoek: vōrhōk (Haelen) | De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c] I-6 |
17950 | beweeglijk rondlopen | rondtreden: rontjtrèèje (Haelen) | lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)] III-1-2 |
19238 | bewerkelijk (zijn) | ruizig: ruizig (Haelen) | niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)] III-1-4 |
25231 | bewolking | bewolking: bewolking (Haelen) | bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4 |
18839 | bezadigd | gemoedereerd: gemoedereerd (Haelen) | zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19613 | bezem | bezem: Zie tekening: 1 (links) bessem (Haelen) | bezem (soorten) [DC 15 (1947)] III-2-1 |