19558 |
rasp |
rasp:
rasp (L322p Haelen)
|
rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspe (L322p Haelen, ...
L322p Haelen),
ráspə (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
20529 |
rauw |
groen:
gr‧eun (L322p Haelen),
rauw:
roew (L322p Haelen),
rōēw (L322p Haelen)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
rulsen:
røͅlsə (L322p Haelen)
|
Voor de grap met elkaar worstelen, ravotten, gezegd van kinderen [riepen, riepzakken, raggen, balkuinen, stoeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
stuiken:
stoeke (L322p Haelen)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
rechte stokken:
rechte stekke (L322p Haelen)
|
benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34093 |
rechterachterkwartier |
achterste kwartier rechts:
ɛxǝlstǝ kǝrtēr rɛxts (L322p Haelen)
|
Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d]
I-11
|
33764 |
rechterkant van het paard |
buitenkant:
būtǝkantj (L322p Haelen)
|
Tegenovergestelde kant van de plaats waar de voerman gaat. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
34092 |
rechtervoorkwartier |
voorste kwartier rechts:
vø̄rstǝ kǝrtēr rɛxts (L322p Haelen)
|
Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c]
I-11
|
17616 |
rechtstaande oren |
flaporen:
i.e. grote oren.
(flapôêre) (L322p Haelen),
laporen:
i.e. grote oren.
(lapôêre) (L322p Haelen)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|