e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneb bles: blɛs (Haelen) Wit vlekje op de snuit van de koe. [N 3A, 137] I-11
snede van het blad van de zeis waard: wārt (Haelen), waat: wāt (Haelen) De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.] I-3
snee brood snede: sneej (Haelen), snee: sjnee (Haelen) snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)] III-2-3
sneep koemoel: WLD  kŏĕmōēl (Haelen) Hoe noemt u de sneep: een beenvis met een blauwzwarte rug en rossige vinnen; de bovenkaak steekt boven de onderkaak uit (sneep, koemuil, streepaal, meerkat, weerkat, melkoors, blag) [N 83 (1981)] III-4-2
sneeuwbal sneeuwbal: sjneebal (Haelen) Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)] III-3-2
sneeuwbui sneeuwbijs: en sjnîêjbīēs (Haelen) sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)] III-4-4
sneeuwen sneeuwen: snieje (Haelen), snëden (Haelen), šnījə (Haelen) sneeuwen [DC 03 (1934)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: sjne (Haelen), sjnîêj (Haelen), sniëe (Haelen), šnīə (Haelen) sneeuw [DC 03 (1934)] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4
snel, vlug vlot: flot (Haelen) snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)] III-4-4
sneuvelen sneuvelen: sjneuvele (Haelen) in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)] III-3-1