33232 |
snijbiet |
slakroot:
slāi̯krot (L322p Haelen),
snijkroot:
snīkrot (L322p Haelen)
|
Beta vulgaris L. var. cicla L. De snijbiet is een variëteit van de voederbiet speciaal gekweekt voor het blad dat als spinazie kan worden gebruikt. Evenals rode biet hoort de snijbiet eerder bij de moestuin- dan bij de akkergewassen. Het lemma staat toch hier vanwege de "lexicale nabijheid" met andere bieten en knollen. [A 13, 2d; monogr.]
I-5
|
17762 |
snijtand |
snijtand:
snietandj (L322p Haelen)
|
snijtand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18134 |
snijwonde |
snats:
#NAME?
sjnats (L322p Haelen),
snee:
en snee (L322p Haelen),
en sneej (L322p Haelen),
sjnee (L322p Haelen)
|
snee in de vinger [N 07 (1961)] || Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (sleuf, kreeuw, vil, slip, schorp, krab). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19040 |
snikken |
snokken:
snókke (L322p Haelen)
|
snikken [snoffe] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21450 |
snipper |
snipper:
sjnipper (L322p Haelen)
|
een afgesneden, afgeknipt of afgescheurd stukje papier of stof [snipper, stoike, schreudje, schroodje, snippeling] [N 91 (1982)]
III-3-1
|
20549 |
snoepgoed |
slok:
sjlòk (L322p Haelen),
sjl‧ok (L322p Haelen)
|
snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20550 |
snoepje |
babbeltje:
babbeltje (L322p Haelen),
lekkertje:
léékkərkə (L322p Haelen),
léékkərtjə (L322p Haelen)
|
snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17753 |
snor |
snor:
snor (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
snor (knevel) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
25048 |
snorren |
soezen:
soeze (L322p Haelen)
|
een ruisend-brommend geluid maken, gezegd van bijv. een kacheltje [snorren, snorzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34510 |
snot |
snot:
snot (L322p Haelen)
|
Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|