17591 |
sproeten |
spronselen:
sproonsele (L322p Haelen)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21007 |
spruiten |
spruitjes:
spruutjes (L322p Haelen)
|
spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
24516 |
spruiten, uitbotten |
schieten:
Veldeke
sjete (L322p Haelen),
uitlopen:
WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)
ōētloupə (L322p Haelen)
|
Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruitmoes:
sjproetmoos (L322p Haelen)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
34286 |
spruitpot |
spuitketel:
špotkē̜tǝl (L322p Haelen)
|
Pot waarin men koren kookt, zodat het gaat zwellen. Vervolgens voert men dit aan beesten met name aan het paard. [N 18, 129]
I-11
|
17910 |
spuiten |
sprietsen:
sjprietse (L322p Haelen),
sjprĭĕtsə (L322p Haelen, ...
L322p Haelen),
(soms).
sjprietse (L322p Haelen),
spuiten:
sjpuite (L322p Haelen, ...
L322p Haelen),
sjpuitə (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
26676 |
staakijzer van de rosmolen |
spil:
spel (L322p Haelen)
|
De verticaal onder de molenstenen geplaatste, vaak van ijzer vervaardigde spil die de loper aandrijft. Zie ook de lemmata ɛstaakijzer van de windmolenɛ en ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N D, 17]
II-3
|
17819 |
staan |
staan:
staon (L322p Haelen),
štoan (L322p Haelen)
|
staan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
stert (L322p Haelen),
stārt (L322p Haelen),
stɛrt (L322p Haelen),
štèrt (L322p Haelen),
štɛrt (L322p Haelen)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)]
I-11, III-4-2
|
34225 |
staartkoord |
staartbinder:
stɛrtbenjǝr (L322p Haelen)
|
Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g]
I-11
|