e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sproeten spronselen: sproonsele (Haelen) sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
spruiten spruitjes: spruutjes (Haelen) spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)] III-2-3
spruiten, uitbotten schieten: Veldeke  sjete (Haelen), uitlopen: WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  ōētloupə (Haelen) Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)] III-4-3
spruitkool, spruitje spruitmoes: sjproetmoos (Haelen) [N Q (1966)] I-7
spruitpot spuitketel: špotkē̜tǝl (Haelen) Pot waarin men koren kookt, zodat het gaat zwellen. Vervolgens voert men dit aan beesten met name aan het paard. [N 18, 129] I-11
spuiten sprietsen: sjprietse (Haelen), sjprĭĕtsə (Haelen, ... ), (soms).  sjprietse (Haelen), spuiten: sjpuite (Haelen, ... ), sjpuitə (Haelen, ... ) persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
staakijzer van de rosmolen spil: spel (Haelen) De verticaal onder de molenstenen geplaatste, vaak van ijzer vervaardigde spil die de loper aandrijft. Zie ook de lemmata ɛstaakijzer van de windmolenɛ en ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N D, 17] II-3
staan staan: staon (Haelen), štoan (Haelen) staan [DC 02 (1932)] III-1-2
staart staart: stert (Haelen), stārt (Haelen), stɛrt (Haelen), štèrt (Haelen), štɛrt (Haelen) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)] I-11, III-4-2
staartkoord staartbinder: stɛrtbenjǝr (Haelen) Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g] I-11