e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

Gevonden: 3663
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
billen batsen: batsǝ (Haelen) Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112] I-11
binnendeur tussen woonhuis en stal voerijdeur: vrii̯dø̄r (Haelen) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenstebuiten krangs: krangs (Haelen) binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)] III-1-3
binnenzak binnentas: binnetès (Haelen) binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)] III-1-3
bioscoop bioscoop: bioscoop (Haelen) Het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema]. [N 90 (1982)] III-3-2
bit gebit: gebēt (Haelen) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bitringen gebitringen: gǝbētreŋǝ (Haelen) De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44] I-10
bitstang stang: štaŋ (Haelen) De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42] I-10
bivakmuts bivakmuts: bivakmuts (Haelen) bivakmuts, nauw om hoofd en hals sluitend wollen muts die alleen een deel van het gezicht onbedekt laat [N 25 (1964)] III-1-3
blaar blaar: blaor (Haelen) Blaar: blaasachtige opzetting van de huid (blaar, blein). [N 84 (1981)] III-1-2