e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
traag traag: traog (Haelen) niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)] III-1-4
traktatie bij het plaatsen van de mei meibier: meibeer (Haelen) De tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag. [N 88 (1982)] III-3-2
tranende ogen zijpogen: siepauge (Haelen), zijpoogjes: siepuigskes (Haelen) oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
trant gang: gank (Haelen) gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)] III-1-2
trapleer trap: trap (Haelen), trapje: trèpke (Haelen), trapleder: trapleier (Haelen) trapleer [DC 39 (1965)] III-2-1
trappelen trampelen: trampele (Haelen), #NAME?  trampele (Haelen) lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)] III-1-2
trappelende bewegingen maken dabben: dabǝ (Haelen), trampelen: trampǝlǝ (Haelen) Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71] I-9
trechter op de gierton trechter: trɛxtǝr (Haelen) In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
trede tred: trɛ̄t (Haelen) De ijzeren opstapper die bij de huifkar aan een van de berries is opgehangen. Bij het rijtuig maakt de trede deel uit van de bak. [N 17, 39; N G, 59d; monogr.] I-13
trein trein: trein (Haelen) een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken [trein, vapeur, avapeur] [N 90 (1982)] III-3-1