e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vleien flikflooien: Van Dale: flikflooien, 1. met baatzuchtige bedoelingen vleien, kruipen; -2. aanhalerig liefkozen.  flikfloje (Haelen) iemand dingen zeggen die hem aanstaan en aangenaam zijn, maar die overdreven en onwaar zijn, om bij hem in een goed boekje te komen staan [mouwvegen, mouwstrijken, afluizen, fletsen, lemmen, loeflokken, vleien, bakkeleien, flodderen] [N 85 (1981)] III-3-1
vleier kontenkruiper: kòntjekroeper (Haelen) een persoon die graag vleit [zie vraag 365] [bloksleep, bloksleper, fleerbaard, kontekruiper, mouwveger] [N 85 (1981)] III-3-1
vleiwoord tot de zogende zeug kuus, kuus, kuus: kys, kys, kys (Haelen) Een vleiwoord roepen tot de zogende zeug om deze gerust te stellen. In plaats van roepen kan men strelen, met de emmer rammelen, de zeug krabben, klakkende of smakkende geluiden maken met de tong. [N 19, 11c] I-12
vleiwoord voor het varken kuus: kys (Haelen), kuusje: kyskǝ (Haelen), varkentje: vɛrkskǝ (Haelen) [VC 14, 2c v] I-12
vlekje op de neus snep: šnęp (Haelen) Witte aftekening tussen neusvleugels en bovenlip. [N 8, 27c] I-9
vlekziekte brand: branjtj (Haelen) Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.] I-12
vleugel vlerk: vlerke (Haelen), vleugel: vläögels (Haelen), vlèugəl (Haelen), vlèùgəl (Haelen) vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)] III-4-1
vleugels in de wanmolen windvleugels: wentjvlø̜̄gǝls (Haelen) De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
vliegen, weven van een vlieg dansen: Veldeke  danse (Haelen) Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)] III-4-2
vliegennet vliegengaren: vlēgǝgārǝ (Haelen) Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a] I-10