33710 |
breken van leem- of koffiebanken |
breken:
brē̜kǝ (L322p Haelen)
|
Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b]
I-8
|
24475 |
brem |
brem:
brum (L322p Haelen)
|
brem [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|
18392 |
bretel |
lits:
litse (L322p Haelen)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21205 |
briefkaart |
briefkaart:
breefkaart (L322p Haelen)
|
de kaart waarop men tegen lager tarief dan voor brieven correspondentie kan voeren [briefkaart, brievenkaart, postkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33840 |
briesen |
spruisen:
šprusǝ (L322p Haelen)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
19245 |
broeden |
uitbroeden:
(van een plan).
oetbreuje (L322p Haelen)
|
ontwerpen, uitdenken, gezegd van bijv. een plan, een aanslag [beramen, braaien, broeden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brø̄i̯ǝ (L322p Haelen)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
broek:
bruk (L322p Haelen),
kloek:
kluk (L322p Haelen),
kloeker:
klukǝr (L322p Haelen)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
34505 |
broedse kip die men niet wil laten broeden |
broedhoen:
brø̜̄thōn (L322p Haelen)
|
[N 19, 43b]
I-12
|
18744 |
broek |
boks:
boks (L322p Haelen),
omloop:
omlǫu̯p (L322p Haelen)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|