id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25133 | druppel | druppel: dröppel (Haelen), (de u heeft in t dialect een enigszins andere nuance dan in t A.B.). ene druppel (Haelen) | druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] || een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)] III-4-4 |
32866 | dubbel gezwad | dobbel gezwad: dǫbǝl [gezwad] (Haelen) | De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3 |
33731 | dubbel sierhek | grote poort: grōtǝ port (Haelen) | Dubbel sierhek dat toegang geeft tot een boerenhofstee of buitenplaats. [A 25, 5f; L 19B, 6] I-8 |
33446 | dubbele toegangspoort van een gesloten erf | opvaart: ǫp˲vārt (Haelen) | De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.] I-6 |
33192 | dubbelschaar van de aanaardploeg | hartjes: hɛrtjǝs (Haelen), vleugelkouter: vleugelkouter (Haelen) | Zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma Aanaardploeg. [N 11A, 83b; monogr.; add. uit N 12, 25] I-5 |
21608 | dubbeltje | dubbeltje: dubbeltje (Haelen) | dubbeltje, een ~ [N 21 (1963)] III-3-1 |
17666 | duim | duim: doem (Haelen) | duim [N 10 (1961)] III-1-1 |
18689 | duimeling | duimeling: doemeling (Haelen) | hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3 |
24921 | duin | zandberg: ənə zántjbèrch (Haelen, ... ), zandhoop: zandjhoup (Haelen) | duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)] III-4-4 |
21965 | duivenhok | duivenspijker: duvǝspikǝr (Haelen), spijker: špikǝr (Haelen) | Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6 |