34172 |
goed liggen |
goed liggen:
goed liggen (L322p Haelen)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
19237 |
goed opschieten met zijn werk |
plakken:
plakke (L322p Haelen)
|
goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33826 |
goed uit de weg kunnend |
vierkotig:
vērkø̄tex (L322p Haelen),
vlot:
flǫt (L322p Haelen)
|
Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d]
I-9
|
32720 |
goed voren |
goed drijven:
gōt ˲drīvǝ (L322p Haelen)
|
Van een ploeg die - mits goed gesteld en (i.g.v. een voetploeg) goed bestuurd - telkens op de juiste wijze een voor afsnijdt en omkeert, zegt men dat hij goed of mooi voort. [N 11A, 124a]
I-1
|
33919 |
goedaardige droes |
droes:
drus (L322p Haelen),
krop:
krǫp (L322p Haelen)
|
Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer èèn week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.]
I-9
|
34120 |
goede vleeskoe |
vette koe:
vɛtǝ ku (L322p Haelen)
|
Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b]
I-11
|
33024 |
goede- opbrengst geven |
(is goed) verschaard/verschoren:
vǝršērt (L322p Haelen)
|
Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39]
I-4
|
22657 |
goedkoopste rang in een schouwburg |
apennootjesrang:
apeneutjesrang (L322p Haelen),
engelenbak:
ingelebak (L322p Haelen)
|
De goedkoopste rang in een schouwburg [uilekot]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18954 |
goedzak |
godsblok:
(in iets ongunstige zin).
gòdsblok (L322p Haelen),
goedzak:
goodzak (L322p Haelen)
|
een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24958 |
golf |
golf:
golf (L322p Haelen),
gòləf (L322p Haelen, ...
L322p Haelen)
|
golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|