e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haelen

Overzicht

Gevonden: 3663
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
goed liggen goed liggen: goed liggen (Haelen) Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11
goed opschieten met zijn werk plakken: plakke (Haelen) goed opschieten met zijn werk [plakken] [N 85 (1981)] III-1-4
goed uit de weg kunnend vierkotig: vērkø̄tex (Haelen), vlot: flǫt (Haelen) Gezegd van een paard dat goed te been is. [N 8, 64d] I-9
goed voren goed drijven: gōt ˲drīvǝ (Haelen) Van een ploeg die - mits goed gesteld en (i.g.v. een voetploeg) goed bestuurd - telkens op de juiste wijze een voor afsnijdt en omkeert, zegt men dat hij goed of mooi voort. [N 11A, 124a] I-1
goedaardige droes droes: drus (Haelen), krop: krǫp (Haelen) Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer √®√®n week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.] I-9
goede vleeskoe vette koe: vɛtǝ ku (Haelen) Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b] I-11
goede- opbrengst geven (is goed) verschaard/verschoren: vǝršērt (Haelen) Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39] I-4
goedkoopste rang in een schouwburg apennootjesrang: apeneutjesrang (Haelen), engelenbak: ingelebak (Haelen) De goedkoopste rang in een schouwburg [uilekot]. [N 90 (1982)] III-3-2
goedzak godsblok: (in iets ongunstige zin).  gòdsblok (Haelen), goedzak: goodzak (Haelen) een persoon die altijd goed handelt en goed is voor andere mensen [goedzak, godsblok] [N 85 (1981)] III-1-4
golf golf: golf (Haelen), gòləf (Haelen, ... ) golf, bolle verheffing op de waterspiegel, meestal veroorzaakt door de wind [baar, zwolp] [N 81 (1980)] III-4-4