24421 |
meelmijt |
meelmade:
miəlmōwə (P048p Halen)
|
mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
meelmade:
miəlmōwə (P048p Halen)
|
meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25524 |
meelzeef |
teems:
tɛmst (P048p Halen
[(wordt gebruikt als het graan of koren reeds gemalen is en dan gezeefd wordt)]
)
|
Handwerktuig waarmee men de grovere bestanddelen uit het meel kan zeven. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømeelŋ- het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; JG 1c; JG 2c; l 48, 35II; Lu 2, 35II; Grof 256; monogr.; JG 1b add.]
II-3
|
34229 |
meer melk gaan geven |
aannemen:
(de koe) nęmt ǫn (P048p Halen),
meer melk geven:
(de koe) gēft mēr mɛlk (P048p Halen)
|
[N 3A, 68]
I-11
|
21273 |
meester |
meester:
hieë hot veul van Vaoder en Moeuder, van pa en mou, van nounk en tant, van den mister en de gebuur, van de schreenwerker (P048p Halen),
mistər (P048p Halen)
|
(school)meester [RND] || Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
meisje:
mɛ̄sǝ (P048p Halen)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24331 |
meikever |
mulder:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
möldər (P048p Halen),
møͅldər (P048p Halen),
predikant:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
preͅtəkant (P048p Halen),
prittekant (P048p Halen)
|
meikever [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
18622 |
meisjesmuts met afhangende strook |
capeline (fr.):
kapəlen (P048p Halen),
kapəlēə (P048p Halen)
|
meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18637 |
meisjespantalon met kanten pijpen |
kanten broek:
kantə bruk (P048p Halen)
|
meisjespantalon (vero) met kanten pijpen die tot onder de knieën reiken [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34454 |
mekkeren |
blaken:
blākǝ (P048p Halen),
memmeren:
męmǝrǝ (P048p Halen)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.]
I-12
|