18634 |
pet met brede klep |
studentenklak:
studentenklak (P048p Halen),
zeemansklak:
zīəmansklak (P048p Halen)
|
pet met brede klep [loerklak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18627 |
pet met opstaand bovenstuk |
kepie:
kəpī (P048p Halen),
klak bet klep:
klak bə klep (P048p Halen)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (P048p Halen, ...
P048p Halen,
P048p Halen)
|
pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
petersel:
piətərsel (P048p Halen),
peterselie:
peterselie (P048p Halen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|
19547 |
petroleumlamp |
lampe belge:
zeer grote hangende petroleumlamp
lambeͅls (P048p Halen),
pètrole-lamp:
De katoenen lampepit was plat van vorm. Deze kon lager gedraaid worden met een daartoe bestemd kraantje. Om de wiek aan te steken, nam men het glas eraf en nadat de lampepit aangestoken was, plaatste men het glas er weer op. Boven in het glas was een opening om lucht binnen te laten
pətroͅllamp (P048p Halen),
quinquet:
grote petroleumlamp op voet
koͅnkeͅŋ (P048p Halen)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schulp:
šøͅləp (P048p Halen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
pōlə (P048p Halen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
sluimerwten:
slēͅəmeͅtə (P048p Halen)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
afrapen:
afrapen (P048p Halen),
peulen:
poi̯lə (P048p Halen)
|
bonen afhalen [ZND 01 (1922)] || bonen stropen, afhalen [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
18806 |
piekeren |
peinzen:
ich päs, wɛ̄ päzə (P048p Halen)
|
ik denk, wij denken (of peinzen?) ik dacht het wel, wij dachten het ik heb het gedacht [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|