e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P048p plaats=Halen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spotnaam voor hoge hoed buis: bøͅs (Halen) hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-2-2
spreken, praten klappen: ə kän vlḁms klḁpə (Halen) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] III-3-1
springen springen: springe (Halen, ... ), spriŋə (Halen) springen [ZND 25 (1937)] III-1-2
springstier springvar: spreŋvē̜r (Halen) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
sproeten sproetelen: sprutəls (Halen) sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
sprookje vertelseltje: vertelselke (Halen), ə vərteͅlsəlkə (Halen) hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)] III-3-1
spruiten, uitbotten uitkomen: ø͂ͅtkoͅumə (Halen) uitkomen [Goossens 1b (1960)] III-4-3
spruitpot kookpot: kǫu̯kpǫt (Halen) Pot waarin men koren kookt, zodat het gaat zwellen. Vervolgens voert men dit aan beesten met name aan het paard. [N 18, 129] I-11
staart staart: stɛt (Halen, ... ) Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-12, I-9
staartkoord koord: kou̯t (Halen), kōt (Halen) Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g] I-11