33141 |
vleugels in de wanmolen |
alpen:
alǝpǝ (P048p Halen),
windvleugels:
wentvlø̜i̯gǝls (P048p Halen)
|
De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
33986 |
vliegennet |
vliegennet:
vlīgǝnęt (P048p Halen)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
22375 |
vlieger |
vlinder:
vlender (P048p Halen)
|
Een vlieger (kinderspeeltuig). [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
24499 |
vlier |
heulenteer:
gecombineerd met ZND 8 055, idem
hølentēr (P048p Halen),
vlierboom:
gecombineerd met ZND 8 055, idem
flierboeëwm (P048p Halen)
|
vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)]
III-4-3
|
26760 |
vlikken steken |
vlikken:
vlekǝ (P048p Halen)
|
Steken van vlikken en graszoden of heilappen losmaken. [N 27, 39g; N 27, 1; N 27, 1 add.; I, 38]
II-4
|
24392 |
vlinder |
pepel:
pi.pəl (P048p Halen),
pipəl (P048p Halen)
|
vlinder [ZND 08 (1925)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
18701 |
vlinderdasje |
nondejuke:
noͅndəžykə (P048p Halen),
strikje:
strekskə (P048p Halen),
strəkskə (P048p Halen)
|
vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24396 |
vlo (enk.) |
mensenvlo:
minsəvluwə (P048p Halen),
vlo:
vluwə (P048p Halen),
vlūə (P048p Halen, ...
P048p Halen)
|
mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vloen:
vlūu̯ə (P048p Halen),
vlun:
vluwə (P048p Halen)
|
vlo (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19702 |
vloertegel |
plavei:
plavēͅ. (P048p Halen),
plavēͅə (P048p Halen)
|
een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)]
III-2-1
|