18639 |
ijsmuts |
bivakmuts:
bīvakməts (P048p Halen),
ijsmuts:
ēəsməts (P048p Halen),
vriesmuts:
vrismyts (P048p Halen)
|
ijsmuts [N 25 (1964)]
III-1-3
|
31623 |
ijsnagels |
ijsnagels:
ē̜ǝsnā.gǝls (P048p Halen)
|
Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.]
II-11
|
25154 |
ijspegel |
ijskegel:
ēͅskēgələ (mv.) (P048p Halen)
|
ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
hēͅsəl (P048p Halen)
|
ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
hēͅzələ (P048p Halen)
|
ijzelen [N 22 (1963)]
III-4-4
|
33420 |
ijzeren deurtje voor het ovengat |
ovendeksel:
[oven]dęksǝl (P048p Halen),
scheel:
sxīǝl (P048p Halen)
|
Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b]
I-6
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (P048p Halen),
hooigaffel:
[hooi]gafǝl (P048p Halen)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
18348 |
ijzertje onder een schoen |
plaque (fr.):
Van Dale (FN): plaque [plak], plaat(je)
plak (P048p Halen)
|
ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17701 |
ingewanden |
darmen:
därəmə (P048p Halen)
|
de ingewanden [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
25433 |
ingewanden van geslacht vee |
darmen:
dɛrǝmǝ (P048p Halen)
|
Ingewanden van geslacht vee. Ook de algemene benamingen voor "ingewanden van vee" zijn hier opgenomen. [N 28, 58; N 28, 88; L 1a-m; L 1u, 106; Veldeke 26, 23; monogr.]
II-1
|