e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Halen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nemen, pakken nemen: neme (Halen, ... ), nemə (Halen) nemen [ZND 25 (1937)] III-1-2
nerf van de weide ris: ręs (Halen) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
neus (spotnamen) snuit: snø͂ͅt (Halen) neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neus van een schoen tip: təp (Halen) neus van een schoen [snoet, tip, veusjte, teut] [N 24 (1964)] III-1-3
neusgaten neusgaten: nøjsxōͅtə (Halen) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusklem prang: praŋ (Halen), ring: reŋk (Halen) Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11
neusriem neusriem: nø̄i̯srīm (Halen) Leren riempje van het hoofdstel dat over de neus van het paard loopt. [N 13, 23] I-10
neusring ring: reŋk (Halen) Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.] I-12
neusvleugel neusvleugel: nøͅjsfløͅjgəl (Halen) neusvleugel [N 10b (1961)] III-1-1
nevelslinnen mutsje met plooienrand en kinbanden koof: kuwəf (Halen), met: meͅt (Halen) mutsje, nevelslinnen ~ met een plooienrand en kinbanden {afb} [nevelskepke, - kap, ievelskepke] [N 25 (1964)] III-1-3